Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Dat gij dat [48]brengen zoudt tot zijn [49]pale, en dat gij [50]merken zoudt de [51]paden [52]zijns huizes? 47. Te weten, licht, of ook de duisternis, van welke in vs.19 gesproken is. 48. Hebreeuws, nemen zoudt; dat is, nemen en brengen, of nemende brengen. Zie Gen.12:15. 49. Waarmede de loop der zon bepaald is, te weten, in een natuurlijken dag, bestaande uit vier en twintig uren, of in een jaar door beide de solstitia, wanneer in den winter de korste en in den zomer de langste dag is. 50. Versta een bemerking, die met de bestiering en regering des lichts verenigd is. 51. Versta den weg, dien de zon doorloopt om een natuurlijken dag en het jaar te maken. 52. Versta, de plaats waar zij op- en ondergaat, alsmede waar zij het jaar begint en eindigt.